Vaccinaties

Vaccineren gebeurt door een entstof (vaccin) in het lichaam te brengen. Het vaccin bestaat uit dode of sterk verzwakte ziektekiemen (virussen of bacteriën) of delen ervan. Als reactie op deze lichaamsvreemde stof maakt het immuunsysteem antistoffen aan.

Deze antistoffen blijven in het lichaam aanwezig. Soms is dat levenslang, soms neemt de hoeveelheid antistoffen met de jaren af en moet er opnieuw gevaccineerd worden (herhalingsvaccin) om de hoeveelheid antistoffen voldoende hoog te houden.

Wanneer de echte ziektekiemen het lichaam binnendringen, herkent het immuunsysteem die vlugger en kunnen de reeds aangemaakte antistoffen de indringer onmiddellijk neutraliseren.

 

Vaccinatieschema

Het is belangrijk om een kind te vaccineren. De vaccinaties beschermen niet alleen het kind zelf, maar ook het gezin en de omgeving.

  • Respecteer de leeftijden van het vaccinatieschema.
  • Hou rekening met het interval (de noodzakelijke tijd tussen 2 vaccinaties). Dit is van belang voor een degelijke bescherming. Een interval verlengen is soms mogelijk (vb. in geval van ziekte van een kind), een interval verkorten kan niet.
  • Start met vaccineren op 8 weken: hoe langer men hiermee wacht, hoe groter de kans dat de infectie reeds toeslaat. Omdat we voor sommige vaccins meer dan 1 dosis nodig hebben om voldoende lang beschermd te zijn, worden sommige vaccins herhaald. Zo duurt het enkele maanden vooraleer de baby volledig beschermd is en voor een voldoende lange periode.
  • Aanhangers van de alternatieve geneeskunde beweren dat een vaccin op zeer jonge leeftijd schadelijk is voor de gezondheid van het kind. Hiervoor bestaat echter geen wetenschappelijk bewijs. Zij raden in sommige gevallen af om kinderen te vaccineren of de vaccinatie pas te starten op latere leeftijd in plaats van op zuigelingenleeftijd. In de meeste West-Europese landen – waaronder België – wordt met de vaccinaties gestart op de leeftijd van 8 weken. In ontwikkelingslanden start men de basisvaccinaties op de leeftijd van 6 weken.
  • Een verkoudheid, matige koorts (minder dan 38,5 °C) of het innemen van antibiotica vormen geen reden om niet te vaccineren. Ook kinderen met astma of allergie mogen ingeënt worden.
  • Een ernstige allergische reactie op een vorig vaccin is wel een reden om ditzelfde vaccin niet meer opnieuw toe te dienen.

Bekijk hier het vaccinatieschema

 

Bijwerkingen

Ernstige bijwerkingen zijn uiterst zeldzaam. Er is ook geen wetenschappelijk bewijs voor een verband tussen een vaccinatie en een ernstige of chronische ziekte. De kwaliteit van de vaccins verbetert nog voortdurend.

Mogelijke lichte bijwerkingen:

  • Matige koorts (minder dan 38,5 °C)
  • Lichte pijn, roodheid of zwelling op de injectieplaats. Dit verdwijnt meestal spontaan na enkele dagen.
  • Verharding op de injectieplaats – soms knobbeltje

Dit zijn gekende nevenwerkingen waarvoor geen behandeling nodig is en die spontaan verbeteren (knobbeltje kan wel enkele weken voelbaar blijven). Indien je kind echter duidelijk abnormaal veel of langdurig huilt of pijn heeft of je maakt je echt zorgen, neem dan contact op Dokter De Meulder.

Bij een vaccinatie tegen mazelen, bof of rodehond:

  • Mogelijk koorts tussen de 5de en de 12de dag na de vaccinatie.
  • Soms is er ook een lichte rode huiduitslag en/of tijdelijke gewrichtspijn.
  • Is de reactie erger of ben je ongerust, neem dan contact op met Dokter De Meulder.

Waarom vaccineren?

Tegen heel wat infectieziekten bestaan vaccins. Het is belangrijk om het kind – van zodra het kan – te laten vaccineren waardoor het beschermd wordt tegen gevaarlijke infecties. Hoe langer men wacht, hoe groter de kans wordt dat een infectie ondertussen schade veroorzaakt.

Enkele van de vaccineerbare ziekten kunnen baby’s al op heel jonge leeftijd treffen. De kans bestaat dat een infectie levensbedreigend is of aanleiding geeft tot letsels zoals doofheid of mentale achterstand. Kinkhoest en Haemophilus influenzae b zijn in het eerste jaar het dodelijkst. Elk pasgeboren kind heeft weliswaar antistoffen (en dus bescherming) meegekregen van de moeder, maar die is niet van die aard dat ze de baby maandenlang beschermen. Een vaccinatie moet beschouwd worden als een bescherming tegen elke toekomstige blootstelling aan een ernstige ziekte. Aangezien blootstelling vaak oncontroleerbaar en onvoorspelbaar is, kan men zich het best tijdig laten inenten. De vaccinaties beschermen bovendien niet alleen het kind, maar ook het gezin en de omgeving.

 

Persoonlijke bescherming van het kind

  • Infectieziekten (waaronder ook de ‘kinderziekten’) zijn niet altijd onschuldig. Soms veroorzaken ze blijvende letsels of kan een kindje zelfs overlijden.
  • Vaccinaties beschermen een kind tegen deze infectieziekten. Het lichaam bouwt zo verdedigingsstoffen op. Zo heeft een kind veel minder kans om die ziekten te krijgen. De bescherming is groot, maar niet 100%.

 

Groepsbescherming van de bevolking

  • Hoe beter de bevolking is gevaccineerd, hoe minder gemakkelijk een ziektekiem zich kan voortzetten.
  • Ook personen die niet ingeënt kunnen worden, bijvoorbeeld personen met een sterk verminderde weerstand, lopen minder kans om besmet te worden. Ze zijn onrechtstreeks beschermd door de hoge vaccinatiegraad van de totale bevolking.

 

Uitroeiing van besmettelijke ziekten

  • Een hoge vaccinatiegraad kan leiden tot uitroeiing van ziekten. De pokken vormen daar een bewijs van. Het laatste geval van pokken werd vastgesteld in 1977.
  • De Wereldgezondheidsorganisatie verklaarde Europa poliovrij in 2002. Toch wordt verder gevaccineerd omdat besmettingen mogelijk zijn door personen uit of verblijf in gebieden die nog niet poliovrij zijn.
  • De uitroeiing van mazelen is voorzien tegen 2020.

 

Opbouw van immuniteit

Vaccinaties versterken de natuurlijke weerstand tegen ziekten, onder andere door de opbouw van afweerstoffen. Het lichaam kan bijna onbeperkt afweerstoffen aanmaken. Vaccinatie is de eenvoudigste, veiligste en goedkoopste manier om afweerstoffen te krijgen.

Soms denkt men dat vaccinaties de natuurlijke afweer van een kind verstoren. Zorgvuldig wetenschappelijk onderzoek heeft duidelijk bewezen dat dit niet zo is. Je kind laten vaccineren vermindert de afweermogelijkheden van je kind niet, maar beschermt het tegen mogelijk levensgevaarlijke infectieziekten.

Vaccinatie brengt geen gevaar op overbelasting van het immuunsysteem van baby’s met zich mee. Het kind gebruikt slechts 0,1% van zijn immuunsysteem om te reageren op een vaccinatie. Bovendien gebeurt de productie van vaccins steeds verfijnder, waardoor de huidige vaccins zuiverder zijn dan vroeger. Per vaccin bevatten ze minder antigenen en minder lichaamsvreemde eiwitten. Het antigen is de materie van ziektekiemen (eiwitten of suikerketens) die bij vaccinatie in het lichaam gebracht wordt. Door het gebruik van combinatievaccins worden nu meer vaccins per consult toegediend dan vroeger, maar is de blootstelling aan antigenen toch lager gebleven dan vroeger.

De opgebouwde immuniteit na het doormaken van een infectie is weliswaar groter dan na een vaccinatie, maar het doormaken van de infectie houdt veel meer risico’s in dan de mogelijke nevenwerkingen van een vaccin. Kinkhoest, tetanus (klem), difterie (kroep) en infecties met Haemophilus influenzae b, meningokokken C en pneumokokken (bacteriën die ondermeer hersenvliesontsteking veroorzaken) kunnen zo acuut levensbedreigend zijn dat de behandeling te laat komt en/of ernstige blijvende complicaties niet kan beletten. Tegen andere vaccineerbare ziekten bestaat er geen doeltreffende behandeling om vooral de complicaties ervan tegen te gaan, zoals bij hepatitis B, kinderverlamming, mazelen, bof en rode hond.

Bescherming tegen ziektes

Vaccins worden toegediend als individuele bescherming tegen ernstige infectieziekten. Men beoogt hiermee ook de bescherming van een hele generatie kinderen en van de totale bevolking. Het uitbreken van infecties op grote schaal is immers moeilijk te voorspellen en evenmin de totale schade die eruit zal voortvloeien.

 

Soorten vaccins

Vaccins kunnen ingedeeld worden in 2 soorten: levend verzwakte en geïnactiveerde (dode) vaccins.

Levend verzwakte vaccins zijn vaccins waarin de ziektekiem nog levend maar in sterk verzwakte vorm aanwezig is. Daardoor is zijn ziekmakend vermogen veel kleiner dan de natuurlijke ziektekiem die ‘in het wild’ voorkomt en de ziekte veroorzaakt.
De meeste levende vaccins zijn virusvaccins.
In het huidige basisvaccinatieschema voor baby’s worden er 2 levende vaccins gebruikt:

  • het vaccin tegen rotavirus.
  • het vaccin tegen mazelen-bof-rubella

 

Levende vaccins hebben het voordeel dat ze over het algemeen een veel langer durende immuniteit (weerstand) opwekken dan de geïnactiveerde vaccins.
Levende vaccins worden gewoonlijk niet toegediend aan zwangere vrouwen en aan personen met een sterk verminderde immuniteit. Bij hen bestaat het risico dat het afgezwakte virus hetzelfde effect zou kunnen hebben als een infectie met het ‘wilde virus’.

 

In geïnactiveerde (dode) vaccins is de ziekteverwekker niet in levende vorm aanwezig. De opgewekte immuniteit is daardoor meestal beperkt van duur en hervaccinatie op latere leeftijd is soms nodig om de bescherming op peil te houden.
In het basisvaccinatieschema voor baby’s zijn volgende vaccins geïnactiveerd:

  • het vaccin tegen polio, difterie, tetanus, pertussis, hepatitis B, Haemophilus influenzae b
  • het vaccin tegen pneumokokken
  • het vaccin tegen meningokokken C

 

Bescherming via antistoffen van de mama

De antistoffen worden van moeder op kind overgedragen op 2 manieren:

  • Via de moederkoek. De antistoffen die de vrouw nog heeft, bereiken zo het ongeboren kind.
  • Via de moedermelk bij borstvoeding. Deze beschermende werking is tijdelijk en minder krachtig dan de bescherming via een vaccin. Voor een aantal infectieziekten die heel vroeg kunnen optreden zoals kinkhoest en Haemophilus influenzae B biedt moedermelk geen bescherming.

De hoeveelheid antistoffen die de vrouw aan de baby doorgeeft, hangt af van de hoeveelheid antistoffen die bij haarzelf aanwezig zijn en van de doeltreffendheid van het transport via de placenta.

Het transport van antistoffen start al op 16 weken zwangerschap en neemt vooral flink toe na de 35ste zwangerschapsweek. Daarom hebben prematuur geboren baby’s minder antistoffen meegekregen dan voldragen baby’s.
Om die reden worden vaccinaties bij prematuren niet uitgesteld, maar op dezelfde leeftijd gegeven als bij voldragen baby’s.

Uit onderzoek van het Vaccin- en Infectieziekten Instituut (VAXINFECTIO) aan de Antwerpse universiteit blijkt dat baby’s van gevaccineerde moeders minder antistoffen hebben dan baby’s van moeders die op natuurlijke wijze een infectie hebben doorgemaakt.

 

Opgelet!

In beide gevallen vermindert de hoeveelheid antistoffen bij de baby vrij snel na de geboorte tot op een antistoffenniveau dat hen niet meer voldoende beschermt.

  • Voor mazelen is dit al na gemiddeld 2,6 maanden het geval. Daarom moeten baby’s tijdig gevaccineerd worden zodat ze zelf bescherming beginnen opbouwen, een ‘actieve bescherming’ tegen de ziektes waartegen gevaccineerd wordt.
  • Rubella (rodehond): tussen de leeftijd van 3 en 6 maanden verdwijnt de bescherming volledig. De vaccinatie tegen mazelen-bof-rubella blijft op 12 maanden. Het immuunsysteem van kinderen moet immers voldoende gerijpt zijn om antistoffen tegen deze infecties aan te maken.
  • Varicella (windpokken): op de leeftijd van 2,3 tot 3,3 maanden verdwijnt de bescherming.

 

Bescherming via vaccinatie

Tetanusvaccinatie

Een herhaling van de vaccinatie om de 10 jaar is nodig.
Bij tetanus is de grootte van de hoeveelheid circulerende antistoffen in het lichaam essentieel. De beschikbare antistoffen moeten de toxine (gifstof) die de bacterie produceert onmiddellijk kunnen opvangen.

 

Hepatitis A en B-vaccinatie

Hepatitis A en B

Door het immuungeheugen blijft een volwassene beschermd tegen bepaalde ziekten die men in de kindertijd opliep of waartegen men gevaccineerd is. Het immuunsysteem herinnert zich dat het ziekmakende element zoals een virus of bacterie al eerder ontmoette, wat een snellere en effectievere bestrijding mogelijk maakt en onder normale omstandigheden voor een volledige bescherming zorgt.

Een herhaling van de vaccinatie om de 20 jaar is nodig. Vroegere bijsluiters spraken van een herhaling van de vaccinatie om de 10 jaar. De huidige bijsluiters hebben dat intussen al op 20 jaar gebracht.

Volgens een wiskundig model zou 25 jaar na volledige vaccinatie slechts minder dan 5 % van de gevaccineerden geen antistoffen meer hebben. Men gaat er van uit dat een boostervaccinatie (inenting om de afweer opnieuw even op te peppen) na volledige vaccinatie niet nodig is en men levenslang beschermd is. Dit wordt verder opgevolgd met lange-termijnstudies.

 

Hepatitis B-vaccinatie

Als het vaccin eenmaal een voldoende reactie van het immuunsysteem van het kind heeft uitgelokt, zijn herhalingsdosissen niet nodig voor een lange bescherming.

 

Difterie (kroep) en pertussis (kinkhoest)

Een herhaling van de difterievaccinatie is net als bij tetanus om de 10 jaar nodig. Bij deze gelegenheid wordt gebruikt gemaakt van een combinatievaccin dat niet alleen tegen difterie en tetanus, maar ook tegen kinkhoest beschermd.

 

Bof

10 tot 15 jaar na vaccinatie is er geen bescherming meer tegen bof.

 

Mazelen

1 op 4 van de zwangere vrouwen die als kind gevaccineerd waren tegen mazelen vertoont geen beschermende hoeveelheid antistoffen meer.
Om de circulatie van het virus stop te zetten en op termijn een eventuele uitroeiing te bekomen is.

  • voor mazelen een vaccinatiegraad van 92-95% voor beide dosissen noodzakelijk.
  • voor bof is een vaccinatiegraad van 90-92% voldoende.
  • voor rubella is een vaccinatiegraad van 83-87% voldoende.

 

Infectieziekten opgenomen in het vaccinatieschema

Kind en Gezin volgt het aanbevolen vaccinatieschema van de Hoge Gezondheidsraad (HGR) voor kinderen van 0-6 jaar dat beschermt tegen volgende infectieziekten:

  • Poliomyelitis(kinderverlamming)
  • Difterie (kroep)
  • Tetanus (klem)
  • Pertussis (kinkhoest)
  • Haemophilus influenzae B en meningokokken type C (bacteriën die hersenvliesontsteking en bloedvergifting kunnen veroorzaken)
  • Hepatitis B (leverontsteking)
  • Mazelen
  • Bof (dikoor)
  • Rubella (rodehond)
  • Pneumokokken (bacteriën die o.a. hersenvliesontsteking, longontsteking, middenoorontsteking en bloedvergiftiging kunnen veroorzaken)
  • Rotavirus (virus dat maagdarmontsteking met diarree veroorzaakt)

 

Opgelet!

  • Als de baby lijdt aan een immuniteitsstoornis (vermindering van de natuurlijke weerstand) (aids, congenitale immuundeficiënties, …) of een andere ernstige aandoening heeft, meld dit altijd vooraf aan de arts.
  • Normaal vaccineert men geen pasgeborenen. De baby kreeg tijdens de zwangerschap belangrijke antistoffen mee van de moeder. Deze bescherming neemt evenwel geleidelijk af. Daarom wordt een baby vanaf 8 weken gevaccineerd.
  • Als de moeder draagster is van het hepatitis B-virus, dan wordt de baby wel tegen hepatitis B gevaccineerd na de geboorte. Eén vaccin volstaat niet, later zijn er nog dosissen nodig. Die worden toegediend volgens het basis vaccinatieschema.
  • Men kan de bescherming op elke leeftijd beginnen opbouwen. Het is nooit te laat om de baby te laten inenten.

 

Af te raden: op natuurlijke wijze antistoffen opbouwen

Als een kind de ziekte moet doormaken om op natuurlijke wijze antistoffen op te bouwen, houdt dat gevaren in, zeker als het gaat om aandoeningen die acuut levensbedreigend kunnen zijn. Kinkhoest, tetanus, difterie en infecties met Haemophilus influenzae b, meningokokken C, pneumokokken kunnen zo acuut zijn dat behandeling te laat komt of ernstige blijvende complicaties niet kan beletten.

Tegen andere vaccineerbare ziekten bestaat er geen doeltreffende behandeling, zoals tegen hepatitis B, polio, mazelen, bof en rubella.

Het eerste vaccin wordt op de leeftijd van 8 weken gegeven. Stel dit niet uit. Hoe langer men wacht, hoe langer het duurt vooraleer de baby beschermd is. Voor sommige vaccins is meer dan 1 dosis nodig om voldoende en langdurige bescherming op te bouwen.

 

Herhaling van vaccinaties

Voor sommige vaccins is het niet zinvol om ze te herhalen vermits men er op oudere leeftijd niet meer mee geconfronteerd wordt of niet meer erg ziek van wordt (voor Haemophilus influenzae type b, rotavirus, …).  Andere vaccins zijn, als men het volledig basisschema heeft gekregen, levenslang beschermend.

Enkel voor tetanus (klem) en difterie (kroep) is opnieuw vaccineren na 10 jaar nodig. Deze 2 vaccins zitten samen met het kinkhoestvaccin in 1 prik. Vraag advies aan de arts.

Extra vaccinaties

1. Vaccinatie tegen meningococcen

Meningococcen veroorzaken een ernstige vorm van hersenvliesontsteking en bloedvergiftiging. Een meningococceninfectie kan in de loop van enkele uren levensbedreigend zijn.

Vooral kinderen van 0 tot 5 jaar en jongvolwassenen (15 tot 19 jaar) worden erdoor getroffen. Er bestaan verschillende types meningococcen. Het vaccin tegen meningococcen type C zit in het basisvaccinatieschema (van Kind en Gezin) en wordt toegediend op 15 maanden. Vaccin meningococcen type B

 

Vaccin meningococcen type B

Er bestaat nu ook een vaccin tegen meningococcen type B, dat nog niet in het vaccinatieschema van Kind en Gezin zit.

Reacties op dit vaccin kunnen wat heviger zijn, zeker wanneer het vaccin samen met andere vaccins wordt toegediend. De bijwerkingen zijn minder hevig indien u net voor de vaccinatie paracetamol laat toedienen. Laat na de vaccinatie nog twee dosissen paracetamol toedienen met een tussentijd van 4 tot 6 uren.

Het vaccin tegen meningococ B kan worden toegediend vanaf de leeftijd van 2 maanden. De prijs per dosis bedraagt ongeveer € 90,00. Het vaccin tegen meningococ B wordt niet terugbetaald. Informeer bij uw mutualiteit naar eventuele deelname in de kostprijs

  • Bij opstart na de leeftijd van 2 maanden zijn er 4 dosissen nodig.
  • Bij opstart na de leeftijd van 3 maanden zijn er 3 dosissen nodig.
  • Bij opstart na de leeftijd van 2 jaar zijn er 2 dosissen nodig.

 

Gecombineerd vaccin meningococcen types A, C, W, Y

Er bestaat ook een gecombineerd vaccin tegen meningococcen types A, C, W, Y. Dat vaccin zit niet in het vaccinatieschema van Kind en Gezin zit. Subtypes A, W en Y komen voornamelijk voor in landen van de Afrikaanse subsahara, waardoor deze vaccinatie onder de reisvaccinatie valt (cfr. Tropisch Instituut).

In 2018 werden in Nederland echter verschillende gevallen gezien van besmetting met de meningococ W-bacterie bij adolescenten, waardoor dit vaccin in Nederland aangeboden wordt op de leeftijd van 14 maanden en voor alle tieners van 15 tot 18 jaar.

In België zijn er momenteel nog geen duidelijke richtlijnen, maar is het vaccin wel beschikbaar.

Het vaccin kan worden toegediend vanaf de leeftijd van 2 maanden. De prijs per dosis bedraagt ongeveer € 55,00. Het vaccin wordt niet terugbetaald. Informeer bij uw mutualiteit naar eventuele deelname in de kostprijs.

  • Bij opstart na de leeftijd van 2 maanden zijn er 3 dosissen nodig
  • Bij opstart na de leeftijd van 1 jaar is er 1 dosis nodig.

 

2.Vaccinatie tegen Varicella (windpokken)

Bijna iedereen krijgt als kind windpokken, het is een typische kinderziekte. Kinderen genezen meestal na enkele dagen. Na genezing bent u levenslang tegen windpokken beschermd. Het virus blijft echter wel sluimerend aanwezig in het lichaam. Wordt het virus toch terug actief, dan kan dat zona (gordelroos) veroorzaken. Meestal verlopen windpokken zonder verwikkelingen. Soms doen er zich complicaties voor, zoals longontsteking, bacteriële bijbesmetting of ontsteking van het hersenweefsel (encefalitis). Zeer zelden zien we dat een kind overlijdt als gevolg van windpokken (in België ongeveer 1 kind per jaar). Vaccinatie tegen Varicella beschermt tegen het krijgen van windpokken.

Het vaccin kan worden toegediend vanaf de leeftijd van 12 maanden. De prijs per dosis bedraagt ongeveer € 50,00. Er zijn 2 dosissen nodig, met minstens 6 weken tussen. Het vaccin tegen Varicella wordt niet terugbetaald. Informeer bij uw mutualiteit naar eventuele deelname in de kostprijs.

 

3. Vaccinatie tegen Influenza (griep)

Het griepvaccin is aangeraden voor kwetsbare groepen zoals oudere mensen en zwangere vrouwen, maar zeker ook voor kinderen ouder dan 6 maanden met chronische problemen zoals longproblemen, hartafwijkingen, nierziekten, afweerstoornissen…

We raden gezonde personen die onder hetzelfde dak wonen als baby’s jonger dan 6 maanden, of de hierboven beschreven kwetsbare personen, ook aan om zich te laten vaccineren. Omdat het griepvirus ieder jaar verandert, moet het vaccin jaarlijks worden toegediend, in de maanden oktober tot december.

Kinderen vanaf 6 maanden en ouders krijgen één dosis. Indien uw kind jonger dan 9 jaar is en vroeger nog niet tegen griep gevaccineerd werd, moet een tweede dosis toegediend worden na een tussentijd van minstens 4 weken. De prijs van het vaccin is ongeveer € 15,00. Voor chronisch zieken is er een terugbetaling.

 

Bron: gzaziekenhuizen.be

In specifieke situaties

Vaccinatie en allergie, eczeem, hooikoorts of astma

  • Een kind met allergie, eczeem, hooikoorts of astma mag gevaccineerd worden want het kindje bouwt dagelijks automatisch afweerstoffen op tegen nieuwe lichaamsvreemde stoffen, dus ook tegen vaccinaties.
  • Tot nu toe is niet bewezen dat vaccinaties aanleiding geven tot allergie of een bestaande allergie verergeren.
  • Neem wel voorzorgen. Vertel de arts steeds hoe het kind reageerde op de vorige vaccinatie en voor welke stoffen het overgevoelig of allergisch is.

 

Vaccinatie en hiv

Het kind is besmet met het hiv-virus:

  • Vaccineren is toegestaan omdat hiv-besmetting geen ziekte betekent. De arts kan beoordelen of de weerstand van het kind al dan niet verminderd is. Daarmee moet rekening worden gehouden bij vaccinatie of bij het beoordelen van de bescherming na vaccinatie.

 

Het kind is nog geen 6 maanden en heeft een seropositieve moeder:

  • Alle kinderen, ook deze waarvan de diagnose nog niet bekend is, dienen het basisvaccinatieschema te volgen. Indien blijkt dat het kind seropositief is, zal de behandelend arts eventueel het vaccinatieschema aanpassen.

 

Vaccinatie en te vroeg geboren baby’s

Ook bij vroeggeboren kinderen wordt er ook op 8 weken gestart met de vaccinaties. Te vroeg geboren baby’s hebben immers minder antistoffen van hun moeder meegekregen, aangezien het transport van antistoffen vooral toeneemt na de 35ste week. Bij medische tegenindicaties kan van het vaccinatieschema afgeweken worden.

Kinderen geboren na een zwangerschapsduur van minder dan 37 weken of met een geboortegewicht lager dan 2,5 kg hebben een verhoogd risico op infecties. Zij krijgen daarom een extra dosis van het pneumokokkenvaccin (op 12 weken) en de vaccins die normaal op 15 maanden voorzien zijn, krijgen zij vervroegd op 13 maanden.

 

Vaccinatie en zwangerschap

Toedienen van vaccins aan zwangere vrouwen is steeds een afwegen van 3 factoren.

  • Wat is de kans dat de onbeschermde zwangere vrouw in contact komt met de ziekte?
  • Wat zijn de risico’s voor de foetus of de moeder bij het oplopen van de aandoening?
  • Wat zijn de risico’s voor de foetus verbonden aan het vaccin?

 

Het is daarom raadzaam om al vóór een zwangerschap met de arts of gynaecoloog na te gaan welke kinderziekten de moeder vroeger doormaakte en welke vaccinaties zij in het verleden kreeg. Zo kunnen ontbrekende vaccins tijdig worden toegediend.

Vaccinatie met vaccins die levende afgezwakte virussen of bacteriën bevatten, wordt vermeden gedurende de zwangerschap omwille van het (theoretisch) risico op infectie en passage door de placenta met aantasting van de foetus. Als er evenwel toch gevaccineerd wordt dan is dat geen indicatie om een zwangerschap te beëindigen.Voor vaccinatie met vaccins die dode virussen of bacteriën bevatten bestaat geen bewijs voor het bestaan van toxische effecten of het veroorzaken van misvormingen bij de foetus.

Griepvaccinatie (het griepvaccin bevat dood virus) wordt aanbevolen bij zwangeren. Tijdens het 2de en 3de trimester van haar zwangerschap is de vrouw vatbaarder voor griep en de complicaties ervan zoals koorts en longontsteking die gevolgen kunnen hebben voor het kind. In het 1ste trimester van de zwangerschap is die vatbaarheid voor griep kleiner. Griepvaccinatie is evenwel veilig over de volledige zwangerschapsduur, maar het vaccin wordt wel enkel terugbetaald in het 2de en 3de trimester van de zwangerschap.

Ook kinkhoestvaccinatie (bevat geen levende bacteriën noch virussen) wordt aanbevolen voor iedere zwangere vrouw tussen week 24 en week 32 van elke zwangerschap. Bij vaccinatie tijdens de zwangerschap maakt de moeder antistoffen tegen kinkhoest aan en deze worden via de placenta (moederkoek) doorgegeven aan de foetus. Op die manier is de zuigeling al van bij zijn geboorte beschermd tegen kinkhoest. Indien de vaccinatie niet tijdens de zwangerschap wordt gegeven, wordt ze zo snel mogelijk na de bevalling toegediend. Vanaf 1 juli 2014 stelt de Vlaamse overheid combinatievaccins tegen tetanus, difterie en kinkhoest gratis ter beschikking om zwangere vrouwen te vaccineren en om een herhalingsinenting toe te dienen aan volwassenen.

Meer informatie over reizen en de daaraan verbonden aanbevolen vaccinaties, ook tijdens de zwangerschap, is terug te vinden bij het Instituut voor Tropische Geneeskunde via 03 247 66 66 of http://www.itg.be/

 

Vaccinatie en ziekte

Er zijn weinig medische redenen om een kind niet te vaccineren.

  • Heeft het kind een verkoudheid, lichte koorts of neemt het antibiotica, dan is dat geen reden om de vaccinatie uit te stellen.
  • Heeft het kind iets ernstigers, dan overlegt de arts met de ouders of de vaccinatie moet worden uitgesteld. In uitzonderlijke gevallen zal de arts eventueel afzien van een vaccinatie, bv. bij immuniteitsproblemen.
  • Kinderen die om medische redenen niet gevaccineerd worden, moeten kunnen profiteren van de groepsimmuniteit door een hoge vaccinatiegraad bij de rest van de bevolking.
  • Wanneer een kind rodehond of bof al heeft gehad, wordt hiertegen toch nog gevaccineerd. Zo wordt de weerstand nog versterkt, zonder bijkomend risico. Soms is men immers niet zeker of het kind wel echt bof of rodehond heeft gehad. Alleen een bloedtest kan dit bevestigen. De test is pijnlijker en duurder dan het vaccin.

 

Inhaalvaccinaties

De Hoge Gezondheidsraad van België formuleert de volgende basisregels i.v.m. inhaalvaccinaties:

  • Het verdient de voorkeur iemand als niet gevaccineerd te beschouwen eerder dan foutief te geloven dat hij beschermd is. De vaccinatie wordt vanaf nul gestart en volgt het basisschema.
  • Wanneer (betrouwbare) vaccinatiegegevens beschikbaar zijn, moeten deze vergeleken worden met het basisschema en voorgelegd worden aan een arts. De ontbrekende vaccinaties worden toegediend.
  • Een onderbreking van het vaccinatieschema betekent niet dat de hele reeks vaccins vanaf nul moet worden hervat, noch dat er bijkomende dosissen moeten worden gegeven. Het volstaat de ontbrekende dosissen toe te dienen rekening houdend met het minimuminterval tussen 2 dosissen.
  • De kwaliteit van de verkregen immuniteit na vaccinatie hangt af van:
    • de vereiste minimumleeftijd bij de eerste dosis;
    • van het minimuminterval tussen 2 dosissen;
    • van het aanbevolen totale aantal dosissen, inclusief 1 herhalingsdosis voor bepaalde vaccins.

Verplichte en vrije vaccins

In België is enkel de poliovaccinatie verplicht. De Hoge Gezondheidsraad beveelt echter aan het volledige schema van de basisvaccinaties te volgen. Ook Kind en Gezin beveelt het volledige schema aan, maar respecteert de keuze van de ouders.

Een kindje kan gevaccineerd worden in een consultatiebureau van Kind en Gezin (tot 3 jaar), bij de huisarts of bij de kinderarts.

In een consultatiebureau van Kind en Gezin is de inenting gratis. Bij de huisarts of kinderarts betaalt men het consult.
Alle vaccins in het vaccinatieschema die Kind en Gezin toedient zijn gratis, behalve de vaccins tegen het rotavirus. Dit is zelf aan te kopen in de apotheek. Er is een gedeeltelijke terugbetaling door het Rijksinstituut voor Ziekte en Invaliditeitsverzekering (RIZIV). Je betaalt dan 11,80 euro per dosis. Om van deze terugbetaling te kunnen genieten moet het kind jonger dan 6 maanden zijn.

Gaat het kind naar school, dan wordt het gevaccineerd tijdens het medisch onderzoek door het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB), bij de huisarts of bij de kinderarts

 

Het verplicht poliovaccin en polioattest

Bij de geboorteaangifte zit een polioattest. Bewaar dit totdat het kind volledig ingeënt is tegen polio.

Laat na de laatste dosis (op 15 maanden) het attest invullen door wie je baby heeft gevaccineerd. Bezorg dit attest aan de dienst Bevolking van de gemeente vóór de baby 18 maanden wordt. Zo kan deze dienst controleren of de inentingen wel toegediend werden.

Indien je het polioformulier verloren bent, kan je op het consultatiebureau een nieuw exemplaar krijgen.

 

Vaccinatie voor verblijf in het buitenland

Om te reizen naar tropische streken of endemische gebieden (gebieden met verhoogd risico op bepaalde infecties) zijn er aanbevolen of verplichte vaccinaties te voorzien. Voor sommige landen is een vaccinatieattest vereist.

Registratie

Registratie bij de huisarts of kinderarts

  • in het Kindboekje
  • in het persoonlijk dossier
  • eventueel op een vaccinatiekaart
  • eventueel in Vaccinnet

 

Melden van ongewenste vaccinatie-effecten

Het opsporen van ongewenste effecten na commercialisering van geneesmiddelen is belangrijk.

Melding van ongewenste effecten is één van de manieren om tot dan toe onbekende ongewenste effecten van geneesmiddelen op te sporen.

In België wordt een dergelijk meldingssysteem beheerd door het Nationaal Centrum voor Geneesmiddelenbewaking. Artsen, apothekers en tandartsen kunnen door gebruik van hiertoe speciaal ontworpen gele fiches hiervan melding doen.

De gele fiches worden met de Folia Pharmacotherapeutica verstuurd en zijn terug te vinden zijn in het Gecommentarieerd Geneesmiddelenrepertorium van het BCFI (Belgisch Centrum voor Pharmacotherapeutische Informatie). De gele fiches zijn ook elektronisch beschikbaar en terug te vinden op de website van het Centrum voor geneesmiddelenbewaking.

Prikken met minder pijn

Je kinderen laten vaccineren is belangrijk. Maar geen enkele ouder ziet zijn baby graag huilen. Met deze tips maak je het zo aangenaam mogelijk.

  • Je kan je kind op zijn fopspeen, duim of handjes laten zuigen.
  • Je kan borstvoeding geven. Zowel voor, tijdens als na de vaccinatie zal dit het kind rustiger maken.
  • Je kan je kind rechtop dicht tegen je aan houden of op je schoot laten zitten. Hierdoor voelt het zich veiliger en zal het beter stil blijven zitten.
  • Je kan je kind een gehurkte of foetushouding proberen laten aanhouden: handjes voor de mond, beentjes gebogen, …
  • Je kan je kind proberen af te leiden met zijn favoriete knuffel of speelgoedje.
  • Zorg voor voldoende warmte: warme handen, een dekentje, …
  • Probeer zelf kalm te blijven. Als je onrustig bent, zal je kind dat aanvoelen.

Men gebruikt geen farmacologische interventies (bv. verdovende zalf), omdat er te weinig argumenten zijn om die toe te passen voor vaccinaties.

Suikerwater geven zou de pijn bij het prikken verminderen, als je het voor de prik toedient. Omdat suiker geven aan jonge kinderen ook nadelige effecten heeft, raden we dit echter niet standaard aan. Als je baby ook het vaccin tegen rotavirus (= gezoete vloeistof) krijgt, wordt aangeraden dit voor de prikken toe te dienen om het positieve effect van de suiker te laten werken.